Tussen moederliefde en revolutie: César Díaz over ‘Mexico 86’

Cezar Diaz © Seppe van Groeningen

Een verloren vader, een gevluchte moeder, een jeugd getekend door stilte en schaduw. Voor César Díaz zijn dat geen fictieve ingrediënten — het is het fundament waarop hij zijn cinema bouwt. De Belgisch-Guatemalteekse filmmaker, geboren in 1978 in Guatemala-Stad, verhuisde eind jaren ’90 naar Brussel om scenarioschrijven te studeren. Later volgde hij een scenarioworkshop aan La Fémis in Parijs. Maar vóór hij zijn eigen verhalen begon te regisseren, leerde hij eerst jarenlang monteren — beeld na beeld, stilte na stilte, tot het verhaal sprak. In 2019 brak hij internationaal door met zijn debuutfilm Nuestras Madres, een ingetogen maar razend krachtige film over de sporen van de Guatemalteekse burgeroorlog. Toen meteen goed voor de Caméra d’Or in Cannes en de Belgische Oscar-inzending volgde niet veel later. Nu, zes jaar later, is Díaz terug met Mexico 86, een verhaal dat opnieuw balanceert op de grens tussen het persoonlijke en het politieke. We Love Cinema ontmoette de regisseur eerder dit jaar op het Filmfestival van Oostende, waar de film zijn Belgische première kende. Mexico 86 loopt vanaf woensdag 16 april 2025 bij ons in de zalen.

Cesar-Diaz

Dag César Díaz. Waarover gaat je nieuwe film, Mexico 86?

De film vertelt het verhaal van María, een activiste uit Guatemala. Wanneer haar kind nog een baby is, laat ze het achter bij haar moeder om in ballingschap naar Mexico te vertrekken. Tien jaar later keert ze terug, omdat haar moeder de zorg voor het kind niet langer aankan.
Centraal staat de moeilijke ontmoeting tussen María, nog steeds politiek actief, en haar zoon, die nauwelijks weet hoe hij zich moet verhouden tot een moeder die hij niet kent. Ook María weet niet goed hoe ze een moeder kan zijn voor een kind dat ze zolang niet heeft gezien. Ze wordt geconfronteerd met een verscheurende keuze: haar politieke strijd of haar rol als moeder.

Het klinkt als een heel persoonlijk verhaal. Waarom koos je voor deze invalshoek?

Na Nuestras Madres wilde ik eigenlijk een film maken die zich in België afspeelt. Ik schreef een scenario over een Guatemalteekse vrouw die haar kind bij haar moeder moet achterlaten om als nanny in Brussel te gaan werken. Jaren later belt haar moeder haar op: de zoon is aan het ontsporen en ze zet hem op het vliegtuig naar Brussel.
In dat scenario draaide alles rond de zoektocht van moeder en zoon die elkaar opnieuw moeten leren kennen. Maar ik liep telkens vast op praktische vragen over migratie: waarom liet ze haar kind niet eerder overkomen? Zijn haar papieren in orde? Gaan de papieren van het kind in orde komen? Al die vragen begonnen het echte thema — de vervreemding en het gemis — te overschaduwen.
Dus keerde ik terug naar de kern van wat ik wilde vertellen: wat gebeurt er als een moeder moet kiezen tussen iets groters dan zichzelf — in dit geval, de strijd voor haar land — en haar kind? Dat werd de basis voor Mexico 86. Ik had het idee al eerder, maar dacht toen: een politieke thriller, in de jaren tachtig, gedraaid in Mexico? Dat krijg ik nooit gefinancierd. Maar als een verhaal belangrijk genoeg is, lijkt alles plots toch mogelijk.

Men zegt dat autobiografisch werk therapeutisch werkt. Was dat bij jou ook zo?

Nee. Ik had de antwoorden op mijn vragen al gevonden voor ik aan deze film begon. Het lijkt me ook geen goed idee om een project van deze omvang als therapie te gebruiken. Een film maken doe je met een ploeg van zo’n veertig mensen, die elke dag willen weten wat er moet gebeuren. Dan kan je het je niet permitteren om nog zoekende te zijn. (lacht)
Wat wel interessant was: vanuit mijn eigen ervaringen kon ik de acteurs veel meegeven. Dat gaf hen houvast om hun personages te verdiepen. Maar therapie? Nee, daarvoor is het proces veel te intens — vooral wanneer je met acteurs werkt die continu de grenzen opzoeken.

Voor de rol van María wist je niemand minder dan Bérénice Bejo te strikken. Hoe kwam die samenwerking tot stand?

Toen we elkaar voor het eerst ontmoetten om over de film te praten, hebben we drie uur lang gesproken over wat het betekent om een nieuw leven op te bouwen in een vreemd land. De afstand tot je familie, het heimwee — bij haar naar Parijs, bij mij naar Brussel. We herkenden veel bij elkaar.
Pas na dat lange gesprek zei ik: “We hebben het nog niet eens over de film gehad. Heb je zin om mee te doen?” Ze lachte en zei: “Natuurlijk. Anders had ik je toch niet gevraagd om helemaal naar Parijs te komen?” Vanaf dat moment was ze volledig toegewijd aan het project. Ze liet haar familie zelfs drie maanden achter om in Mexico te kunnen draaien. Het was een geweldige samenwerking.

Je werkte ook samen met het Vlaamse productiehuis Menuetto. Hoe verliep die samenwerking?

Heel vlot. Ik wilde graag samenwerken met de Vlaamse monteur Alain Dessauvage (CloseGirlRundskop) en mijn DOP Virginie Surdej wilde graag met de Vlaamse gaffer Tim Janssens werken. Dankzij de coproductie met Menuetto kon dat allemaal.
Tim zet prachtig licht en is bovendien een warme persoonlijkheid op de set. Alain was een fantastische compagnon tijdens het montageproces — niet altijd evident bij een film als deze, maar met zijn vakmanschap kreeg hij alles precies goed. Ik kijk ernaar uit om hen straks terug te zien op de Belgische avant-première in Oostende

Check Also

Loynes KJHGTYU!7

Korte film ‘Loynes’ geselecteerd voor Quinzaine des Cinéastes in Cannes

De korte fictiefilm Loynes van VAF Wildcardwinnaar Dorian Jespers is geselecteerd voor de Quinzaine des …