Hilde De Baerdemaeker, nu te zien in de Nederlandse jeugdfilm ‘Vechtmeisje’, vertelt over moederschap, vechtscheidingen en haar overleden vader, die ze toch nog steeds dicht bij zich voelt.“Liefde en dankbaarheid, dat is wat mij sterk maakt.”
Op de warmste februari-dag ooit treffen we Hilde De Baerdemaeker (40) aan met een fris pintje in de hand op een terras. Aanleiding is de Nederlandse jeugdfilm ‘Vechtmeisje’, die op 6 maart ook in onze zalen komt. Deze prent – geregisseerd door Johan Timmers, de man achter de komedie ‘Loenatik, te gek!’ en de familiefilm ‘Vreemd Bloed’ – kaapte op het Cinekid Festival de titel van Beste Nederlandse Familiefilm weg en komt in aanmerking voor de EFA Young Audience Award.
De film vertelt het verhaal van de twaalfjarige Bo die, wanneer haar ouders in een vechtscheiding belanden, gedwongen naar een Amsterdamse buitenwijk verhuist. Ze belandt er via haar buurmeisje Joy in een kickboksclub. Hilde geeft gestalte aan Bo’s moeder, een rol waarvoor ze inspiratie putte uit haar eigen leven als plusmoeder en mama van een tweeling.
Hilde De Baerdemaker: “De film vertelt het verhaal vanuit Bo’s standpunt. Hoe zij de vechtscheiding ervaart, hoe zij via het boksen een manier vindt om haar emoties te uiten. Dat maakt de film zo interessant. Ik speel haar mama: Esther. Een Vlaamse in een Nederlandse film. Daar wordt meteen de draak mee gestoken in de eerste scène. “Mijn moeder komt uit België”, zegt Bo, “Daar kan zij verder niets aan doen.” (lacht) Gezien Esther twee Nederlandse kinderen heeft, bedacht ik dat ze dan toch al minstens zeventien jaar in Amsterdam zou moeten wonen. Dus heb ik mezelf een licht Nederlandse tongval aangemeten. Maar tijdens de ruzies met mijn bijna ex-man liet ik dat Vlaamse accent toch weer boven komen. Het was een dankbare rol: ik mocht een ietwat karikaturale vrouw neerzetten die veel te dramatisch over haar scheiding doet en met te veel zelfmedelijden kampt. Het welbevinden van haar kinderen komt op de tweede plaats. Dat gebeurt volgens mij nog veel te vaak: dat kinderen de dupe zijn van de echtscheiding van hun ouders. En dan dragen ze jaren na datum nog tonnen schuldgevoel met zich mee. ‘Vechtmeisje’ windt er geen doekjes om en dat vind ik heel belangrijk. Het is het verhaal van een coole griet die genoeg heeft van de grote mensen met hun problemen: dat ze het zelf maar oplossen in plaats van haar ermee te belasten!”
Mogen we ‘Vechtmeisje’ een moderne, vrouwelijke versie van het succesvolle ‘Karate Kid’ noemen?
“Een jongen die van een oude man karate leert? En hij heeft een alleenstaande moeder? Ja, nu je het zegt: er zijn toch heel wat gelijkenissen. Bo vindt haar uitlaatklep in het boksen. Daar gooit ze de spanningen thuis van zich af. Niet alleen fysiek maar ook emotioneel. Een scheiding is pittig voor een kind: ze houden onvoorwaardelijk evenveel van papa als van mama. Bo belandt met haar moeder en broer in een schraal appartement in een dito buurt maar smeedt daar nieuwe, waardevolle vriendschappen en vindt er toch haar draai.”
Bemerkte jij, als enige Vlaamse op de set, duidelijke verschillen tussen de Nederlandse en de Belgische manier van filmen?
“Goh, misschien dat zo’n uitgelaten, enthousiaste Nederlandse regisseur net iets enthousiaster is dan een Vlaamse uitgelaten, enthousiaste regisseur. (lacht) Qua communicatie loopt het bij onze Noorderburen wel iets vlotter. Maar verder zijn er geen echte grote verschillen, hoor.”
Die enthousiaste regisseur was Johan Timmers. Hoe kwam hij bij jou terecht?
“Ik werd gevraagd voor een casting in Antwerpen en Johan pikte mij eruit. Samen met de andere acteurs ben ik toen bij hem thuis in zijn studio aan de slag gegaan met de voorbereidingen: we hebben uitgebreid gebabbeld over hoe Johan de film zag en het scenario beginnen te lezen. Tijdens de casting benadrukte hij al dat het voor hem heel belangrijk was dat de film vanuit het oogpunt van de kinderen werd gebracht. Ik mocht vragen stellen over het scenario: waarom doe je dit, zou je niet beter dat… Samen bijschaven waar nodig, was ook mogelijk. Uiteindelijk hebben we zelfs enkele weken voor het draaien nog heel wat veranderd. I like. (lacht)
Aiko Beemster en Bas Keizer spelen je filmdochter en -zoon. Hoe was het om met jonge, minder ervaren acteurs te werken?
“Aiko en Bas zijn zowel hele fijne kinderen als goede acteurs. Ze waren niet aan hun proefstuk toe. Ik vond hen heel professioneel: een enorme meevaller.”
Je bent mama van een tweeling. Denk je dat je je rol anders zou hebben neergezet als je geen moeder was geweest?
“Wat mij vooral geïnspireerd heeft is het stiefmoederschap. Ik ben ook al meer dan elf jaar stiefmoeder, of plusmama zoals dat heet – wij noemen het ‘liefmoeder’- van de twee oudste kinderen van mijn partner. Juist daarom wilde ik extra graag meewerken aan een speelfilm voor jongeren van gescheiden ouders. ‘Vechtmeisje’ benadrukt immers dat je je als kind ook kunt losmaken van alle ellende en je beide ouders gewoon even graag mag blijven zien. Ik heb veel geluk dat het co-ouderschap bij ons zo vlot verloopt. Mijn stiefkinderen hebben geen vechtscheiding achter de rug, het is allemaal erg positief verlopen. Maar de verhalen die ik soms hoor, van mensen met kinderen in vechtscheidingen… Dat mag je hen toch niet aandoen, denk ik dan. Misschien opent deze film wel ogen?”
Moeder zijn van een tweeling, dat klinkt als een onmogelijke taak?
“Beeld je een baby in en stel je dan voor dat er nog zo eentje naast ligt. Geweldig, maar je wordt gek! De eerste twee jaar waren een ware uitputtingsslag. Maar hé: we made it. Nu hebben ze hun beste vriend altijd op zak: mijn kinderen hebben een ongelooflijk sterke band.
Of ik sinds mijn tweeling het gevoel heb dat ik alles aankan? Dat gevoel had ik eigenlijk voorheen al. (lacht) Ik heb die mentaliteit met de paplepel meegekregen: kom maar op! What doesn’t kill you makes you stronger. Het klinkt misschien klef maar het is wel waar. De tweeling heeft me slapeloze jaren bezorgd maar ik kan niet naar hen kijken zonder over te lopen van liefde en dankbaarheid. Dat maakt mij sterk.”
En de moeder van je stiefkinderen is een goede vriendin van je?
“Yep. Wij komen keigoed overeen. En dat wij al jarenlang samen met veel liefde over het welzijn van de kids waken, is een droom. We zitten op dezelfde golflengte, maken het samen gezellig. Drinken een wijntje, gaan op restaurant, zonder dat het raar is. Zoiets moet toch kunnen, nee? Je zorgt tenslotte voor dezelfde kinderen. Dat schept een enorme band. Het is te zot om dan elkaars vijand te zijn.”
In een eerder interview vertelde je dat je kinderwens ontstond na je deelname aan het overlevingsprogramma ‘Stanley’s route’, in Afrika.
(schatert)Dat interview dateert nog uit de tijd dat ik het nog niet gewend was om interviews te geven en op alle vragen simpelweg ‘ja’ antwoordde! Dat klopt dus niet. Nee, ik heb altijd al kinderen gewild. Waarschijnlijk gewoon omdat ik een baarmoeder heb! (lacht) Maar ik moet wel toegeven dat ik tijdens de opnames van dat televisieprogramma bijzonder onder de indruk was van de Afrikaanse gezinnen. Hoe zij leven! Moeder en kind zijn de eerste drie jaar onafscheidelijk. Letterlijk fysiek, met een doek aan elkaar gebonden. En dan hangt er nog een aan haar rok en groeit er een volgende in haar buik. Ik was vol bewondering voor hoe die families voor elkaar zorgen en alles met elkaar delen. In een klein hokje op een paar vierkante meter wordt er gegeten, geslapen, geleefd. En wij
leggen ons kind hier in een aparte kamer met een babyfoon. Ouders en kinderen hebben nog tijd. Ze zijn voortdurend samen, er is geen stress. Mama moet niet weg om te gaan werken: het kindje gaat gewoon mee op de rug of buik en als het dorst heeft, grijpt het een tiet. (lacht) Heel natuurlijk allemaal. Al wil ik niets romantiseren. Mijn tweeling werd te vroeg geboren en ik ben heel blij dat we in het ziekenhuis van Leuven terecht konden. Moest ik hen in zwart Afrika ter wereld hebben gebracht, dan waren ze er niet meer.
Mijn reis door Afrika heeft mij in ieder geval beïnvloedt als moeder. Als mijn kind vraagt of het bij mij in bed mag slapen, sla ik het dekbed meteen open en kruipt het er gezellig bij. Ja, heel soms wordt daar wel een beetje misbruik van gemaakt. (lacht) Ach, als ik eens ontspannen wil slapen zonder bang te zijn dat ik op mijn kroost rol, stuur ik hen wel naar hun eigen bed. In het weekend doen we het vaak à l’Africain. Niet te veel plannen, heerlijk impulsief zijn, gewoon doen waar we op dat moment zin in hebben. De hele dag buiten eten. Of een weekend in onze onesies op de zetel hangen. Vrij, zonder stress.”
Je stond op de planken bij NTG en later bij Theater Froefroe. Staat er in de toekomst nog theater op het programma?
“Daar zeg je wat… Vroeger deed ik veel theater maar sinds ik moeder ben vind ik het moeilijk om elke avond van huis te zijn. Ik wil mijn kinderen niet zien opgroeien via de whats-appjesvan een babysit. Doe mij dan maar een dagjob. Maar ik mis het theater wel, hoor. De tweeling is nu negen. Misschien dat ze over een jaar of vijf, als ze beginnen te puberen, ’s avonds juist graag alleen thuis zitten. In dat geval ga ik zeker weer theater maken. Ach, alles komt op het juiste moment op je pad. Daar vertrouw ik volledig op.”
Dat pad liep alvast langs heel wat Vlaamse tv-series en films. We kennen jou van rollen in ‘Flikken’, ‘Team Spirit’, ‘Thuis’, ‘Wittekerke’, ‘Aspe’, ‘Hotel Beau Séjour’ en ‘Familie’. Als jonge twintiger brak je door met je hoofdrol als Eva in ‘Alias’, een langspeelfilm van Jan Verheyen. Heeft dat voor een sneeuwbaleffect gezorgd?
“Toch wel. Ik kwam net van school en leerde op de set van Jan hoe een film maken in zijn gang gaat. Ik smeet mij echt en amuseerde mij kostelijk. Toen zag Erik Van Looy de film en ging de bal aan het rollen. Opeens was ik een bekende actrice. Deuren gingen open. Verrassend was dat.”
Nadien was je ook nog te zien in ‘Team Spirit 2’, ‘Buitenspel’ en ‘Dossier K.’, allemaal films van Jan Verheyen. Hebben jullie een speciale band?
Een heel fijne band. Jan is een hele enthousiaste flapuit, een motiverende mens. Hij is een fijne regisseur om mee samen te werken, om je in te verdiepen. Ik vind het boeiend om te ontdekken waarom een regisseur iets op een bepaalde manier ziet en hoe ik daarvoor kan zorgen.
Helaas heb ik Jan ook al eens moeten teleurstellen. Toen hij me belde om me een rol te geven in ‘Zot van A’ was ik net zwanger van de tweeling. Het was nog pril. “Jan”, zei ik, “niemand mag het verder al weten maar tegen dat jij die film aan het draaien bent, zal ik enorm dik zijn. Ik kan het dus niet doen…” Hij zei dat dat niet gaf, dat ze dat buikje gerust konden wegmoffelen. “Maar Jan! Het is een tweeling, ik ga gigantisch zijn!” “Oei”, klonk het.” (lacht)
Vorig jaar was je eveneens te zien in ‘Steracteur Sterartiest’ en ‘Boxing stars’. Wat trok jou aan om aan die televisieshows deel te nemen?
“Als iemand me iets voorstelt waar ik zelf niet op zou komen, zeg ik makkelijk ja. Misschien vinden sommigen dat wat onnozel maar voor mij werkt die mentaliteit. ‘Steracteur, sterartiest’ was een heerlijke ervaring. Nog nooit heb ik zo veel gezongen als toen. Ik ben er nog steeds niet van overtuigd dat ik een goede zangeres ben maar ik presteerde toch beter dan verwacht. En vooral: ik ben fier dat ik het heb gedurfd.
Toen ze mij vroegen voor ‘Boxing Star’ dacht ik dat ik dat niet kon, niet durfde. Iemand op zijn muil slaan! Maar tijdens de opnames van Vechtmeisje was ‘mijn dochter’ Aiko zo veel aan het trainen dat mijn goesting ook wel begon te groeien om dat eens te proberen. Ik heb een soort ‘foert-deel’ in mezelf, dat op zo’n moment zegt: “Gewoon doen, keileuk, maakt niet uit wat anderen daarvan denken.” Het bleek dan ook enorm lollig. Behalve in de ring boksen. Echt slaan is heftig. Dat heeft een serieuze impact. De trainingen zijn echt mijn ding, je bokst iets van je af. Je wordt supersterk. En je moet je hoofd erbij houden. Maar in de ring iemand werkelijk knock-out slaan… De eerste keer won ik maar ik vond het de hel. In de tweede ronde dacht ik: “Het hoeft niet meer voor mij, ik geef me gewonnen.” Al ben ik blij dat ik dat heb gedaan. Het zorgde voor een rollercoaster van emoties die ik anders nooit zou hebben meegemaakt.”
En tussen het acteren, boksen, zingen en kinderen opvoeden geef je yogalessen en schilder je ook nog?
“Ik entertain mezelf. Het is geen grote kunst maar ik zie het graag. En ik doe het ook graag. Schilderen brengt me rust en kalmte. Ondertussen staat het wel op een laag pitje want ik heb het erg druk.
Ach, ik verlies me elke keer in een hobby! Of het nu acteren, schilderen of yoga is: ik smijt me. En ik kan ook niet alleen maar yoga doen, nee, ik ga dan ook gelijk een teacher-training volgen. Maar ik heb yoga echt nodig. Doe ik dat twee weken niet, dan moet ik naar de osteopaat. Ik doe het al tien jaar. Ik ben lang, met een zwakke rug. Mijn lijf snakt ernaar. Mijn hoofd ook: tijdens de oefeningen en meditaties kan ik het dat eindelijk eens leegmaken. Alsof mijn hoofd een overvolle, chaotische tupperware kast is. En na de yoga staan al die doosjes weer mooi gerangschikt met het juiste deksel erop.” (lacht)
Je klinkt als een spiritueel persoon. In een eerder interview vertelde je dat je je vader verloren het maar niet het gevoel hebt echt dat hij weg is?
“Papa is nu twee jaar geleden overleden. Het is sindsdien best wel pittig geweest. Nog altijd, eigenlijk. Maar ik voel echt – dat klinkt misschien zweverig terwijl ik net een down te earthyogi ben – dat hij bij mij is. Dat hij er lijfelijk er niet meer is maar zijn energie nog wel. Dus ik ben niet meer bang om het loodje te leggen. Het is nog niet gedaan met ons na de dood. Dat voel ik, daar geloof ik graag in. Ik zie ook vaak tekens die dat bewijzen en ontmoet veel mensen die dat ook hebben en begrijpen.
Papa was een hele positieve man, mijn grootste fan. Hij gaf me onvoorwaardelijke vaderliefde. Het duwtje in de rug dat ik vroeger van hem kreeg geeft hij me nu maal honderd. Soms moet ik hardop lachen: “Papa, jij bent gewoon mijn agenda aan het regelen en ervoor aan het zorgen dat alles smooth verloopt!” Wanneer ik ja zeg tegen het leven, mijn intuïtie volg en mijn goesting doe, steunt hij me voor de volle honderd procent. Om maar een voorbeeldje te geven: op één november moest ik eigenlijk met een bloemetje aan zijn graf staan. Maar die dag stond ik tijdens de eerste aflevering van ‘Steracteur, sterartiest’ voor het eerst live een nummer te zingen. Papa was al lang ziek en zei altijd: “Ik wil dat jij staat te zingen en te dansen op een podium, niet dat je zit te huilen om mij.” Die dag wist ik het zeker: toeval bestaat niet. Vroeger stond ik daar niet bij stil. Ik genoot wel van mediteren, yoga en een vleugje spiritualiteit. Maar ik was super rationeel. Nu aanvaard ik zaken die ik rationeel niet kan verklaren. Ik ben inderdaad een spiritueel mens geworden. Geen zweefteef. Ik wil ook niemand mijn overtuigingen opdringen. Maar ik doe er niets verkeerd mee en heb er veel aan. Het geeft mijn leven meer richting, helpt me bij de keuzes die ik maak.”
Welke keuzes heb je recent gemaakt, welke projecten staan er nog op stapel?
“Ik heb meegespeeld in de VTM-reeks ‘De kraak’, die is net ingeblikt. En de Duitse crimi ‘Totenfieber,’ een Voodoo-thriller (samen met Ella Leyers, nvdr.),is sinds vorige week ook klaar. Leuk, hoor. De laatste draainacht was wel stevig. Het engste wat ik ooit meegemaakt heb! Mijn hele lijf trilde van pure angst, ik klappertandde… Meer kan ik er niet over vertellen, dan verklap ik te veel over de film. Ga er maar naar kijken, dan zul je wel begrijpen waarover ik het heb!”
Dat zullen we zeker doen. En in tussentijd: waarom moeten we absoluut naar‘Vechtmeisje’ gaan kijken?
“Het is een hele fijne, authentieke film: mooi, stoer, geestig en grappig. Maar evengoed ontroerend. Ik heb gelachen én gehuild. Dat is wat een goede film met je moet doen. Aiko, die mijn dochter speelt, is een topactrice. Ze heeft het ongelooflijk goed gedaan. Ja, ‘Vechtmeisje’ is een film waarje blij van wordt. Ben je een kind of een ouder die de bioscoop wil buiten stappen met een blij gevoel: dan moet je zeker gaan kijken!
Beloofd!
Meer info over Hilde De Baerdemaeker en haar yoga vind je hier en hier.