Filmregisseur Patrick Lebon overleed deze week, Herbert Flack vertelt over hun memorabele samenwerking in Zaman.
Zaman is een beetje cult, dat was de eerste Vlaamse politiefilm. Er zijn er voor mij nog een paar gevolgd, met Diamant en Aspe, maar ik ben heel trots op die eerste ‘policier’.
Er wordt soms gezegd dat vooral de natuurlijke acteerstijl opvallend was.
Ja, de Patrick Lebon zei: “Doe nu eens gewoon, niet spelen maar doen!”. Don’t act, be. Die inspecteurs spraken gewoon Verkavelingsvlaams, in de plaats van ‘ABN’. Dat was wel een hetze, dialect spreken was ‘not done’. Wij kwamen van de toneelschool, waar we een voorbeeldtaal moesten gebruiken.
Cinema doen dat was iets… voor in de vakantie, bij wijze van spreken. Maar dat was geweldig, het was mijn tweede grote rol. Vrijdag van Hugo Claus was de eerste, een totaal andere sfeer om met Hugo te werken, met Patrick… dat was… ja…
Hij is één van onze pioniers, van een bepaalde generatie van films met een angel in. Patrick Lebon, Robbe De Hert, … dat was een bende, de mannen uit de King Kong.
Het was ook een spelletje van die regisseurs om overal, zoals Hitchcock, eventjes te verschijnen in hun film. Robbe is ook nog mee komen figureren, dan spookte hij wat rond in die dancing.
Ja, dat was het echte Antwaarpse nachtleven. Wij konden rieken aan de parfum van de stad, want mijn personage ‘Frank de Police’ bestond echt, ik heb die nog in de Duifkes ontmoet. En ‘Stierke Mino’ en ‘De Rooie Deur’, dat waren de gangsters van toen, hebben zelfs mee gefigureerd.
Ja, er is zo een scène waar ze je revolver afpakken…
Ja, ik ken nog alle replieken: “Got dieje klaaine mee z’n spuit spele?”. Dat is toch geweldig, de couleur local van de taal. En de fameuze zin van Marc Janssen, nog zo’n toffe collega en copain : “Ge hè het nie jongen, ge hè het nie”.
Heerlijk scenario van Paul Koeck, want dat was een duo met Patrick Lebon. Je moet een goed script hebben én je moet de man hebben die het in beeld brengt. Een van de slagzinnen die Paul Koeck schreef was: ‘De klein vissen kunde pakken, de grote late zwemmen!”. En daar gaat het over, over corruptie. We lopen wel allemaal met jeans met olifantenpijpen uit de jaren ‘70, maar dat thema blijft wel actueel.
Ik herinner mij trouwens ook dat wij toen mee razzia’s hebben mogen doen met de politie, om er wat in te komen. Die inspecteurs van de OD, de Onderzoeksdienst, waren allemaal macho’s eerst. We hebben een exclusieve screening gedaan voor hen in een klein zaaltje in de cinema Rex, op een zaterdagmorgen, en die mannen waren er allemaal: “Allez, laat eens zien dat Antwaarps filmpke”. En toen ze anderhalf uur later uit de cinema kwamen, hadden die allemaal natte ogen, dus dat was boenk in die hun gezicht.
Dat was eigenlijk iets heel mooi, die film was hun leven. Want ja, je bent gepassioneerd in je job en die verweeft zich dan met je privé. Daar ging die film ook over eigenlijk, dat die mannen hun privéleven eraan kapot ging.
Ik zou eigenlijk nog wel eens graag zo knallen voor een langspeler. Maar dat kan je niet pushen, dat moet komen. Ik heb wel chance gehad.
Maar misschien liefst niet opnieuw een politieagent?
Je krijgt een etiket op je kop, ja. Maar ik heb daar geen spijt van, ik heb me altijd geamuseerd.
De Antwerpse regisseur Patrick Lebon overleed op 81-jarige leeftijd, zijn Zaman bood o.a. inspiratie aan Erik Van Looy voor De zaak Alzheimer. In 1986 bracht hij zijn meest succesvolle film uit: Paniekzaaiers, met het Antwerpse komische duo Gaston Berghmans en Leo Martin. Dat was de tweede Gaston en Leo-film, na Zware jongens van Robbe De Hert, die vorig jaar overleed. Lebon draaide vier langspeelfilms en een hele reeks tv-series en werkte vaak samen met scenarioschrijver Paul Koeck.